Al een tijdje staat het maken van een toertocht op een motorfiets door het hoge noorden van Vietnam hoog op ons verlanglijstje. Het bergachtige gebied tegen de grens van China kent een spectaculair geologisch landschap met steile rijstterrassen. Verspreid daarbinnen liggen kleine, slaperige dorpjes die een thuis bieden aan traditionele volkeren met een rijke cultuur. De vrouwen weven hun eigen kleding en zo heeft iedere stam een kleurrijk patroon die met trots gedragen wordt. Vol goede zin stappen we aan het begin van het nieuwe jaar dan ook in de trein richting de Chinese grens. Het is nog donker als de trein Hanoi uitrijdt, maar niet veel later zien we de zon aan de horizon verschijnen en wordt het prachtige landschap zichtbaar dat we de komende tijd zullen gaan verkennen. Tegen het einde van de middag arriveert de trein in Lao Cai en stappen we over op een busje dat ons de bergen in brengt naar Sapa, het beoogde startpunt van onze Grande Tour du Nord. Al duurt de busrit maar ruim een uur, uiteindelijk resulteert deze in een wereld van verschil…in negatieve zin helaas. Want het zonnetje verdwijnt als we hoger de bergen inrijden. De wolken komen steeds dichterbij, totdat we er middenin zitten en we bij aankomst in Sapa geen hand voor ogen zien. Met behulp van GPS vinden we ons hotel en na een simpel avondmaal liggen we vroeg in bed en hopen we dat de mist die nacht wegtrekt.
De volgende ochtend blijkt het nog mistiger te zijn en daardoor te gevaarlijk om op een motor door de bergen te rijden. Omdat de weersvoorspelling er niet veel beter uit ziet, ook niet voor andere plaatsen in het noorden, besluiten we om onze toertocht met enige tegenzin af te blazen en ons reisplan om te gooien. Gelukkig hebben we wel die flexibiliteit. Alvorens we verder reizen, blijven we nog een paar dagen in Sapa. Wel verkassen we eerst naar een beter hotel en ruilen we een vochtig hok met een matras als een houten plank in voor een kamer met een warme douche, föhn en elektrische deken. De nachten zijn hier namelijk koud (5°C) en dat zijn we al lange tijd niet meer gewend. In de dagen die volgen verkennen we overdag de omgeving en wandelen we naar een paar kleine dorpjes waar we door kinderen met Kabouter Plop-mutsen worden verwelkomd. Af en toe trekt de mist even weg en zien we iets van het bijzondere landschap in de onderliggende vallei, maar voor het merendeel is het beeld grauw en grijs. ’s Avonds kruipen we na het avondmaal met een glaasje glühwein dan heerlijk onder de elektrische deken en kijken we enkele afleveringen van Breaking Bad. Tijdens onze laatste dag in Sapa worden we nog aangesproken door een bijzonder vrolijk gewiekste vrouw met de naam Mama Cho Cho. Ze blijkt meerdaagse trekkingstochten te organiseren naar haar dorp, waarbij ze met haar aanstekelijke lach er persoonlijk voor zorgt dat je continue een goed gevoel hebt. Als we vertellen dat we al kaartjes hebben voor de bus richting Laos, moeten we haar beloven dat we ooit terug zullen komen. En dat doen we ook en voegen er vervolgens nog aan toe “and maybe even this year”…waarna ze onder haar traditionele jurk snel haar smartphone tevoorschijn haalt om haar Facebook account door te geven.
De lange, bochtige busrit naar Dien Bien Phu, de Vietnamese grenspost voor de oversteek naar Laos, is alleen geschikt voor mensen met een sterke maag. En Vietnamezen hebben geen sterke maag zo blijkt. Als we nog geen vijf minuten onderweg zijn worden er door de chauffeur al plastic zakjes uitgedeeld en na een half uur zit de helft van de mensen om ons heen deze al lekker vol te kotsen. We vragen ons dan ook af waarom enkele van deze personen tijdens de lunchstop het in hun hoofd halen om iets te eten, want als we even later weer verder rijden zit het plastic zakje, zoals voorspeld, meteen weer vol. In Dien Bien Phu nemen we afscheid van het mooie Vietnam en de vriendelijke Vietnamezen met hun bizarre eetgewoontes. Van krokodil, slang, rat of schildpad op de menukaart keken we al lang niet meer op, maar om een vrouwtje langs de kant van de weg een hond te zien slachten is toch wel shocking. De volgende ochtend is het nog donker als we op het busstation aankomen. De enige bus (lees: gammel, krakkemikkig minibusje) die naar Laos rijdt vertrekt namelijk al om 5.30 uur (lees: 7.00 uur, omdat de chauffeur wilde wachten op enkele passagiers die nooit zijn komen opdragen). Bij de grensovergang is het gelukkig erg rustig, al moet je daardoor juist extra waakzaam zijn voor alle douaniers die graag wat willen bijverdienen. Helaas lopen we gelijk al met open ogen in de val van een Vietnamese ambtenaar door hem te geloven dat we het visum voor Laos alleen met KIP (de lokale munteenheid) kunnen betalen. Toevallig kan hij ons uit de brand helpen door ze tegen een heel ongunstige koers om te wisselen voor onze dollars. Bij de grenspost van Laos blijken de visumkosten echter gewoon in dollars staan aangegeven. De ambtenaren uit Laos blijken weer een ander soort smeergeldmethode te hanteren. Voor het verkrijgen van het visum moet je namelijk langs vijf verschillende loketten, waarbij je eerst een sticker krijgt, bij de volgende een handtekening, daarna langs twee loketten voor een stempeltje en bij de laatste krijg je ineens een soort pistool op je hoofd die opmeet of je koorts hebt. En bij alle loketten moet je smeergeld betalen. Een visum van 35 dollar kost zo uiteindelijk bijna 50 dollar.
Eenmaal in Laos merken we gelijk al verschillen met Vietnam, namelijk armere mensen met slechtere leefomstandigheden. Je ziet het af aan de kleding van de mensen en de houten huisjes waarin ze wonen. Maar overeenkomsten zien we ook als een paar oude vrouwtjes in klederdracht de bus instappen, ons vriendelijk begroeten en na enkele minuten rijden in een plastic zakje beginnen te kotsen. We reizen die dag verder tot Nong Khiaw, een klein en nog vrijwel authentiek dorpje aan de rivier Nam Ou dat omgeven wordt door een groot karstgebergte. We vinden een goedkope slaapplek vlakbij de rivier, waar we ons voor een paar dagen kunnen settelen. Na twee lange reisdagen in de bus hebben we namelijk een sterke behoefte aan wat sportieve uitdaging en dat kan prima in deze omgeving. Zo klimmen we de dagen erna naar meerdere vette uitzichtpunten bovenop de bergen met een spectaculair uitzicht over Nong Khiaw, de rivier en de omliggende natuur. Wanneer we tijdens een hike per ongeluk de verkeerde afslag nemen, staan we daarna ineens op een uitstekende rotspunt die tientallen meters boven alles uitsteekt. Erg spannend, maar het geeft ook een heerlijk gevoel om deze top even aan te tikken! Omdat de spierpijn de volgende dag zo heftig is dat we bijna niet meer kunnen lopen, reizen we verder naar de culturele hoofdstad van Laos: Luang Prabang. In de drie volle dagen dat we in deze stad vol tempels zijn, komen we onze hotelkamer alleen bijna niet uit… En dan niet omdat het slecht weer is of dat hier weinig te beleven valt, maar vanwege een voedselvergiftiging die we waarschijnlijk net na elkaar hebben oplopen. Echt shit dus, maar gelukkig voelen we ons inmiddels alweer wat beter. En ondanks dat we vandaag Luang Prabang weer verlaten hebben zonder veel te hebben gezien, weten we ook dat we er over een weekje weer zullen terugkeren. Hopelijk verloopt de herkansing ons straks een stuk beter!
niet hoeven kotsen in de gammele bus maar wel ziek op de hotelkamer na voedselvergiftiging. Komt het van het eten van rat, slang of krokodil?
alles wel goed doorbakken of koken zou ik zeggen. Wat een prachtige uitzichten zeg.